Salomon Cohen
2 februari 1908, Rotterdam – 11 maart 1985, Rotterdam
"Komt U ooit in Rotterdam, U bent hartelijk welkom bij sneldichter Sam!" was een slagzin waarmee Cohen zijn sigarenhandeltje trachtte te promoten.
Cohen werd de 'Sneldichter van Delfshaven' genoemd.
Salomon Cohen had vanaf 1937 een tabakswinkel genaamd 'Luxe' aan de Havenstraat in Delfshaven. In 1954 zette hij zijn typemachine op de toonbank en begon hij gedichten te maken voor klanten, gevraagd én ongevraagd.
Hij maakte gedichten voor verjaardagen en bruiloften of voor de tewaterlating van een tankschip van Esso: ‘machtig boeiend zijn de lijnen / als een symfonie van staal / net alsof een zon gaat schijnen / in ons levensideaal’
In 1963 trad hij op in het programma Voor de vuist weg van Willem Duys. Het bezorgde hem landelijke bekendheid als De Sneldichter van Delfshaven, een titel waar hij trots op was: ‘Komt u ooit in Rotterdam… U bent hartelijk welkom bij sneldichter Sam!’
In 2008 vond een expositie plaats in De Dubbelde Palmboom met werk van Cohen en verscheen het boek Salomon Cohen, de sneldichter van Delfshaven van Jan Oudenaarden en Rien Vroegindeweij.
Salomon Cohen was joods en trouwde in 1933 met een dienstmeisje dat bij de familie in dienst was. Door zijn gemengde huwelijk kon hij deportatie in de Tweede Wereldoorlog ontlopen. Hij stierf in 1985 in een verpleeghuis.
25 oktober 1968
Ik schakel de stroom uit
die mij nog overbleef
daar waar ik leef
heeft niemand iets
begrepen.
Toen kon ik nog niet geloven
dat alles waar was
wat ze geloofden
nu geloven ze het
zelf niet meer.
Die nep sauger met zijn ramsj partij
een beetje rachmonus is er niet bij
hij verkoopt wel een hoop narriesjkat
maar misschien is die schore wel gejat
Hij springt straks in de majem
Hij zit onder de jajem
Deis je, zeg, voor het gajes
die Sjors zit allang in de bajes
Tel uit je winst, met zo'n gabber
hij krijgt voor mijn part het klababber
Sjors zit allang in de penoze
lou tof, hoor, die flinke gozer
Zeg, deis je voor die prinsemarij
er zitten een hoop loenenaars bij
geen mezomme in mijn platvink
Ik ben toch wel doodsbemore
het lou loene met die tofbink
Die Arie met zijn loene schore
wat een ijskonijn is die fiel
het echte patsef van schlemiel
Janus zit weer flink in de vernieling
wat een verschutting, zijn vrouw kreeg een drieling
Hij kreeg ook nog eens drie maanden wegens jatten
zijn vrouw nam fijn de kuierlatten
Op groot lef is-ie nou voor zijn eigen begonnen
Maar hij geeft geen poser, laat staan een paar tonnen.
Verscheen op 5 mei 1973 in het Rotterdamsch Nieuwsblad
Toen
25 oktober 1968
Pikzwart is de lucht
van de mij omringende
landen
benedendijks zijn ze
bezig een weg te
graven – die loopt
naar een diepe put
het laatste teken
van leven is
verdwenen –
sedert ik een jongetje
was – heb ik niets
meer vernomen
het koude zweet
breekt mij uit
als ik denk
aan vroeger
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten