Rob de Moes
1947, Amsterdam
Rob de Moes is filosoof, schrijver en dichter. Hij publiceerde Nacht op de Boulevard (2017), Voorwoord (2017), Yankowitz & Werner (2017), Literair Café De Overheid (2018) en Hexagoon - Zes Rotterdamse dichters (2018, uitgeverij Coolhaven).
Schaamtejas
weer is 't winter
kind en kootjes kil
in nachtelijke uren
stikt moeder
'n jas van vierkante
rechthoekige lapjes
beddetijk
floddergoed
boezel en vijfschaft
kalamink turfflanel
bazijn en asfaltlinnen
massa's roze rood
'n hagedissenhuid
de jas verwarmkoost
ontvouwt zich
lapjes strelen
vingers moeiteloos
armen glijden
door armsgaten
ogen uit muren
kinderen volwassenen
keren zich tegen
het beklede lijf
onsterfelijk knijpt het
schaamteschort.
Verboden te overnachten
elfhonderdvierentachtig
voor onze jaarrekening
netflixen Grieken en Trojanen
de kamer in gangen door
drie godinnen bekvechten
schoonheid wint
noem mij Paris
roep ik laat mij gaan
naar haar
uit de kraan stormt
zeewater dat mij tot
onderkant sleurt
koude teistert mijn vlees
de vloer die mij draagt
is strandig en nat
uitgeput zwerf ik
door operatiekamers
op zoek op zoek
naar haar
mijn prijs
bestookt mijn kamer
zie haar tweemaal
kijken of ik nog waak
slaapdronken slaap
neem me in je armen
kijk ik
doe 't verboden bed
staar ik
met armen stijver dan
benen vergaap ik en
verdingen haar lokken
tot slangetjes en snoeren
verdwijnen in de muur
in het scherm van mijn
macbook en sleurt
mij mee
waan ik
halverwege vallen
oogleden als zwaarden
in Trojanen een lijk
aan een kar
gaat in de verte.
Cortisol in wijnglas
Wanneer lichttijd krimpt maan
fotonen kaatst het duister zich breidelt
verkies ik het wandelen om te gaan
asfaltklappen overstemmen schampschurend
broekkatoen gaan over in weifelende passen
op een koppig graspad bedekt met sneeuw
geluid van gekwelde longkwabben zwieren
bladkompanen die mij tot vogelspotten weten
te verleiden dreigend met bun houtkarkaskaken
vleermuizen kleppen ijlig geen vogel te zien
langs de Pauwlijntjesweg popelen
berenklauwen in militair gelid ontspruiten
overvolle kinderscbedels
is het ambergeur nee even ruik ik vatvuil
op het kamillepad piekt duister na
een vrouwengil bijnierschors opent zich en
cortisol vloeit door licbaamsleidingen
ook een brandgans kan mij foppen
met het krimpend licht van een geruisloze
auto in de verte kruipt de nacht
dan biedt het einde van bet pad lege banken
ga liggen vier de plek vul glas met barbaresco
al tien jaar hunkerend naar mij
en hap klef croissantje even ben ik een
sterren strepen door bemeldak krassen runen
boven avondster bangt pooldraak met als
sidekick bet kameelse paard en verder veel verder
zweven zwaan en vos en gans en pijl
bedrieglijk rusteloos in universeel revier.
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten