Machteld Teekens
12 juli 1959, Krimpen a/d IJssel
Machteld Teekens is behalve dichteres ook docent en beeldend kunstenaar.
Haar gedichten zijn gepubliceerd in diverse tijdschriften en in de Turingprijs top 100 in 2013 en 2014. Ze woonde tot 2008 in Rotterdam en is sinds 2019 weer terug in de stad.
In 2001 won ze de Dunyaprijs met het gedicht 'Kleur'.
Hoe in Jezus naam de zalm roze
Hij baarde een vis op een sloep
en werd verhangen aan de mast.
Het moederschip huilde
liep over van warm water
waarin witte vlokken dreven.
Het zonk.
Het vaderschip voer verder over
de wereldzeeën, ving de vissen
de scholen vissen
en bracht ze aan land.
_
Talloze getijden later werd de code
van de zalm gekraakt
op het stenen aanrecht
achter het keukenraam
van het hotel.
_
Wij waren nog jong toen Hij wakker werd.
In de zomer ramden we onze gitaren
en zongen gospels op de Lijnbaan bij de Hema.
In de winter vlogen we naar Bonaire om
parels te zoeken op de bodem van de zee.
Wij waren nog jong toen Hij wakker werd.
Hij greep zijn beenderen bijeen
en zwom aan land.
Hij liep naar de balie van het hotel
en vroeg om de sleutel
van de keukendeur.
Kleur
In de bloedrode nacht liep
de verteller hij maakte grote gebaren
en alles was grijs dacht ik overdag
was alles grijs geweest
met een vleugje lichtgeel
op de zomen van de avond.
Met grote gebaren veegde hij
de hemel rood en oude vrouwen
met handtassen keken sprakeloos toe
en hun geruite rokken woeien op
hun knieën kwamen bloot
en ze maakten een pasje
een huppelpasje, hun territorium
van wandelpassen, over een rechte lijn
van hier naar daar en terug,
ver voorbij gedanst.
Rood, maar ook pruisisch blauw
zag ik in de lucht, dat van de
nachten van van Gogh, dieper is
die kleur dan zwart, weidser is de nacht,
vreemde vogels slapen daar in de bomen
die wakker worden als je roept en die
landen op je schouder en hoofd.
Groen was er ook, in de vele
tinten donker, maar het groen was
verborgen, ik wist dat het
verslonden was, tijdelijk
door de nacht.
Ik keek door het donker heen
En zag het groen slapen
Net als de vogels.
Uit mijn kuit
Ik hield me al maanden op
aan de rand van het schoolplein
peinzend over de grote daden van
later. Ik hield me koest, probeerde
weg te vallen tegen de kleuren van de dag.
Mijn schutkleuren zouden vanzelf verdwijnen
als ik groot was en sterk en
mondig, dacht ik.
Maar ik hield het niet vol
om plein te zijn
om stoel te zijn
om bord te zijn
kaantjes te eten
grote zus te zijn.
En ik waagde de sprong
van het schoolhek
dat al maanden lonkte:
"Spring dan, ik maak je zichtbaar!"
Ik waagde de sprong in de struiken na schooltijd
toen het plein was leeggestroomd
toen het stil was, niemand te zien,
en dat gaf niet want mijn daad
zou worden bijgeschreven
in het grote boek.
Het hoofd der school met sleutelbos
zag mij, de dokter even later
haalde een takje uit mijn kuit.
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten