Pieter Rabus
Pieter Rabus

Pieter Rabus

12 december 1660, Rotterdam – 13 januari 1702, Rotterdam

Pieter Rabus was een zoon van een Rotterdamse schoenmaker. Hij had als kind een goed stel hersens en werd door zijn ouders naar de Latijnse school gestuurd, die hij niet afmaakte. Daarna werd hij notaris en leraar Latijn, werkte hij als vertaler (van onder andere Erasmus en Herodianus) en schreef hij dichtbundels.


Op zijn tweeëndertigste begon hij met het wetenschapstijdschrift De boekzaal van Europe, zonder zelf academicus te zijn. Tot aan zijn dood vulde hij 9500 pagina's met nieuws over binnen- en buitenlandse wetenschappelijke publicaties. Hij wilde deze informatie beschikbaar maken voor platterts: mensen die geen buitenlandse taal machtig zijn.

 

Rabus was een bewonderaar van Vondel en Hooft en hij had weinig waardering voor eigentijdse dichters. Hij noemde ze voddeschrijvers en todderijmers.

 

In het Biographisch Woordenboek der Nederlanden van 1874 werd zijn werk ook niet hoog geacht: 'Zijn dichterlijk genie was echter niet groot, en hoezeer zijne tijdgenoten hem als dichter geprezen hebben, mogen wij hem echter niet boven de middelmatigen stellen.'

 


 

  • Rymoeffeningen bestaande in verscheidene stijl en stoffe van vaerzen, gepast op allerhande gelegentheden en voorvallen (1685, samen met David van Hoogstraten)
  • De Kruisheld ofte het leven van den apostel Paulus, waar by gevoegt is des selfs Brieven aan de Galaters, nevens verscheyden Gedichten (1681)
  • Verlost Brittanië (1689)
  • Gedichten (posthuum, 1741)

Bruiloftdicht voor David van Hoogstraten en Maria van Nispen

AAN DEN HEERE
DAVID VAN HOOGSTRATEN
DER MEDICYNEN DOCTOR,
OP ZYN HUWELIJK
MET JUFFROUWE
MARIA VAN NISPEN,
VOLTROKKEN TE DORDRECHT
DEN XXVIII VAN LENTEMAAND
MDCLXXXV.

 

Ouk odynên, ouk álgos echei Gámos, allà choréiên.
THEOCRIT. Idyll. XXVII. vs. 25.

 

Ga, volg dan ook de minnegangen,
   Terwijl uw hartaêr is geraakt
   Door ’t vier, dat alle schepsels blaakt,
En zweeten doet met ziels verlangen
   Naar zulk een’ wellust zonder end,
   Die niemand, dan door proeven, kent.
Uw jeugdig bloed moest meê aan ’t zieden,
   HOOGSTRATEN! ’t kon niet anders zijn.
   De liefde is dwang, en zachte pijn;
Wie kan de kracht der Min ontvlieden?

   De Min, die aarde en zee braveert,
   En over alles triomfeert.
Uw geest, voorheen gewoon te baden
   In eene zee van dichterstof,
   Tot Hymens eeuwige eer en lof,
Kon nu zich zelven niet verzaden
   Met die bespiegeling van ’t zoet
   Des Echtverbonds, dat minnaars voedt.
Wat baat u, vrolijk uit te weiden?
   Wat baat u, ’t dichtperk in te slaan?
   De Min wil andre wegen gaan.
Zy tracht u voor haar heen te leiden
   In zegepraal: en zie, gij zijt
   Verwonnen in dien zoeten strijd.
Geen nood; dat zelf is enkel winnen.
   Zy die uw ziel vernederd zag,
   Zet weêr uw glorie in den dag,
En schenkt u, voor ’t stantvastig minnen,
   Haar eigen ziel en lijf ten loon:
   ô Wenschelijke zegekroon!
MARIA, menigmaal bewogen
   Door uwe geleerd en wijs verstand,
   En hoogverheven’ dichterstrant,
Wil U voor haren Arts gedogen.
   Zy heeft uw trouwheid doorgezien,
   En komt u wederminne biên.
Haar schoonheid, lieffelijk aan ’t bloeijen,
   Verzelt met vonken van verstand,
   Strekt u als goud en diamant,
Wiens stralen op elkander gloeijen;
   En schoon ze U scheen zoo hard als staal,
   Zy buigt voor uw geleerde taal.
Gelijk Pygmalion zijn liefde
   Betoonde aan ’t kunstbeeld van yvoor,
   Dat hem verrukte, en door en door
Met scherpe minneprikkels griefde.
   En echter, hoe hy ’t vleide of niet,
   Onbuigsaam bleef tot zijn verdriet;
Doch door ’t anhoudend kunstig smeeken,
   Door zijn aantrekkelijk gequeel
   Van Minnezangen, door ’t gestreel,
Dat vier en vonk, en vlam kan queeken,
   Door onvermoeide zucht en vlijt,
   Allenxkens, en van tijd tot tijd,
Beproevend’ dat de schoone leden

   Van zijn beminde yvoren beeld,
   Zoo lang gevleid, zoo lang gestreeld,
Met duizende van tederheden,
   Zacht wierden, heeft hy ’t zelfde in ’t end,
   Vol vreugde, voor zijn Bruid erkent.
Zoo voelde uw kuissche ook de reden
   Kracht grijpen in haar koel gemoed,
   Dat nu, door zachter drift gevoed,
Zich wil aan U alleen besteden.
   Zy buigt all’ haar genegentheên,
   En houdt zich met dat lot te vreên.
Is ’t wonder? daar ze, meê gedreven
   Door ’t heilig vier der Poëzy,
   Uw brein kan schatten naar waardy,
En acht u waardig, om te leven
   Met haar in eenen huwlijksband,
   Dien zy bezegelt met haar hand.
Het word dan tijd na zoo veel dralen,
   De vruchten van uw zuivre min,
   Weerzijds geprent in hart en zin,
Met rente en hoofdsom in te halen:
   ’t Word tijd, HOOGSTRATEN, toe te treên,
   En smelten ziel en ziel in een;
MARIA zal u onderhouden
   In liefde en verschen minnelust,
   Die door geen hartzeer word geblust
ô Zaligh lot der nieuwgetrouwden!
   Treê toe, treê toe, het daglicht daalt;
   Een ander licht heeft u bestraalt.
MARIA zal uw’ geest vermaken,
   Als gy in boeklust afgeslooft,
   Weêr door haar vonken word gestooft.
De Hemel schikke alle uwe zaken!
   HOOGSTRATEN en VAN NISPENS naam
   Zy duurzaam door den Tijd en Faam.

A
1983
3 gedichten
1981
3 gedichten
1934 - 30 sep 2021
3 gedichten
B
12 okt 1990
3 gedichten
13 jan 1964
3 gedichten
25 nov 1975
3 gedichten
2 mei 1932
3 gedichten
27 jul 1945
3 gedichten
31 jan 1905 - 13 aug 1960
3 gedichten
1976
3 gedichten
4 sep 1976
3 gedichten
17 jan 1928 - 20 apr 2019
3 gedichten
1993
3 gedichten
1984
3 gedichten
13 apr 1957 - 7 apr 2003
3 gedichten
12 maa 1977
3 gedichten
C
2 feb 1908 - 11 maa 1985
3 gedichten
D
12 nov 1975
3 gedichten
24 nov 1944 - 19 dec 2019
4 gedichten
6 feb 1636 - 6 mei 1684
3 gedichten
1952
3 gedichten
E
12 sep 1943 - 8 nov 2018
F
18 sep 1952 - 24 jun 2002
3 gedichten
G
20 okt 1631 - 31 dec 1698
2 gedichten
14 jul 1936
3 gedichten
18 mei 1995
2 gedichten
15 aug 1951
3 gedichten
9 feb 1884 - 27 okt 1958
3 gedichten
28 aug 1973
3 gedichten
H
27 aug 1947 - 16 sep 2000
3 gedichten
1958
3 gedichten
I
24 maa 1891 - 23 okt 1970
2 gedichten
K
9 jul 1984
3 gedichten

3 gedichten
1979
3 gedichten
1941 - 17 nov 2004
3 gedichten
27 jul 1984
3 gedichten
21 feb 1953
3 gedichten
1993
3 gedichten
26 feb 1942
3 gedichten
6 jan 1946
3 gedichten
30 dec 1957
3 gedichten
9 mei 1946
3 gedichten
13 jan 1964
3 gedichten
L
12 maa 1973
3 gedichten
26 jan 1977
3 gedichten
11 mei 1865 - 21 jun 1925
3 gedichten
23 sep 1941 - 7 okt 2006
3 gedichten
28 aug 1950
3 gedichten
6 mei 1944 - 27 dec 1990
1990
3 gedichten
M
1982
3 gedichten
1947
3 gedichten
28 aug 1937 - 12 jan 2007
N
5 aug 1977
1 gedicht
28 jan 1974
2 gedichten
9 sep 1964
3 gedichten
O
12 jan 1963
3 gedichten
1988
4 gedichten
26 mei 1943
3 gedichten
P
16 jan 1980
3 gedichten
1951
3 gedichten
R
12 dec 1660 - 13 jan 1702
1 gedicht
1951
3 gedichten
2 feb 1931 - 21 nov 2023
3 gedichten
1991
3 gedichten
1954
3 gedichten
1 jun 1955
3 gedichten
S
1986
3 gedichten
22 sep 1935 - 25 jun 2020
2 gedichten
1981
2 gedichten
1975
3 gedichten
20 jun 1702 - 25 apr 1753
3 gedichten
15 feb 1976
3 gedichten
23 okt 1869 - 3 maa 1945
3 gedichten
26 apr 1953
3 gedichten
25 okt 1961
3 gedichten
16 feb 1963
3 gedichten
T
1 feb 1945
3 gedichten
12 jul 1959
3 gedichten
24 sep 1780 - 21 okt 1856
3 gedichten
2 feb 1967
3 gedichten
30 okt 1985
3 gedichten
U
1962
3 gedichten
V
26 aug 1935 - 18 maa 1992
3 gedichten
1955
3 gedichten
1947
3 gedichten
31 dec 1958
4 gedichten
1974
3 gedichten
19 jul 1954 - 7 aug 1999
3 gedichten
21 aug 1958
3 gedichten
11 maa 1936 - 19 feb 2016
4 gedichten
1 mei 1973
3 gedichten
13 jul 1944
3 gedichten
1963
3 gedichten
W
1947
3 gedichten
1943
3 gedichten
15 okt 1932 - 14 apr 1977
1 gedicht
1986
3 gedichten
23 nov 1987
3 gedichten
20 dec 1963
3 gedichten
Z
1610 - 1 apr 1663
3 gedichten
1968
3 gedichten