Hendrik Tollens
24 september 1780, Rotterdam – 21 oktober 1856, Rijswijk
Henricus Franciscus Caroluszoon (Hendrik) Tollens was een Nederlandse dichter en een koopman in verfstoffen.
Hij werd geboren in Rotterdam uit Gentse ouders van zeer bescheiden stand, was reeds vroeg te Amsterdam in de Niezel op het kantoor bij een oom, die in verfstoffen deed en die met deze neef "altijd op rijm sprak". De laatste ging voor een jaar naar de roomse kostschool te Elten en was in 1795 weer thuis. Hij werd dichter voor de patriotten, secretaris in een van hun clubs en werkte voor het toneel, waartoe familieleden, die met muziek, zang en schouwburg in betrekking stonden, aanleiding gaven. Hij huwde op 27 juli 1800 met Gerbranda Cath. Rivier te Oost-Souburg (tegen de wil van zijn vader in), waar de clandestiene bruidegom en bruid zich als Amsterdamse jongelui voordeden.
Van die tijd is de dichter altijd een werkzaam koopman in verfstoffen geweest; een paar keer per jaar bereisde hij zijn klanten, tot in Zeeland, klom tot groot aanzien in de letterkundige wereld, ontving welverdiende hoge onderscheidingen en was, vooral vanaf 1830, Nederlands volksdichter. In 1846 ging hij persoonlijk uit zijn zaak, vestigde zich op Ottoburch (tegenwoordig het Tollenshuis genoemd en behuizing van het Museum Rijswijk) te Rijswijk, bracht zijn rusttijd in ijverige letteroefeningen door en overleed er, met de pen in de hand, op 21 oktober 1856. Reeds lang daarvoor had hij zich bij de Remonstrantse Broederschap gevoegd. Men wijdde hem een standbeeld te Rotterdam en een monument op zijn graf te Rijswijk. De Tollensprijs is een letterkundige prijs die naar Hendrik Tollens is genoemd. Ter gelegenheid van de 150e verjaardag van het beeld in Rotterdam werd deze prijs uitgereikt in de Rotterdamse bibliotheek, waar ook een tentoonstelling en een symposium aan Tollens waren gewijd. Op 6 maart 2011 werd in Rijswijk een nieuw monument op zijn graf geplaatst.
Bron: Wikipedia
- 1799 - Proeve van sentimenteele geschriften en gedichten
- 1800, 1802, 1805 - Proeve van minnezangen en idyllen (drie stukken)
- 1801 - Nieuwe verhalen
- 1802 - Dichtlievende mengelingen
- 1803 - Tuiltje van geurige dichtbloemen, op Franschen bodem geplukt
- 1805 - Lukretia of de verlossing van Rome
- 1806 - De Hoekschen en Kabeljaauwschen
- 1808-1815 - Gedichten
- 1809 - Jubelzang voor de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (uitgegeven in 1813)
- 1817 - Volkslied Wien Neêrlands bloed
- 1818-1819 - Romancen, balladen en legenden, 2 stukken
- 1820 - De overwintering der Hollanders op Nova Zembla
- 1821, 1828 - Nieuwe gedichten
- 1828 - Avondmijmering
- 1832 - Liedjes van Matthias Claudius
- 1839 - Dichtbloemen, bij de naburen geplukt
- 1840 - Verstrooide gedichten
- 1848, 1853 - Laatste gedichten
- 1855 - Nalezing
Lijkje van een kind
't Kruipend rupsje, moe gekropen,
Afgetobd in de enge cel,
Brak zijn kluisje fladdrend open,
Klapwiekte uit zijn dorre schel.
Zie, daar wiegt het, zie, daar zweeft het,
Aardse damp en druk ontvlucht;
Hoger vliegt het, hoger leeft het,
Zat gespeeld in lager lucht.
Voedster, droog de natte wangen,
Tuur niet op de dode pop,
Blijf niet aan het webje hangen:
't Vlindertje is niet weer te vangen:
's Hemels englen vingen 't op.
De eerste stap
Op de kruisweg van het leven
Is zo licht een valse tred,
Vrienden, in de grond gezet,
Die er nooit wordt uitgewreven;
Is zo licht een stap gedaan,
Die ons nooit terug laat gaan.
O wat zijt gij hoog te schatten,
Lesjes, die de wijsheid vond,
Spreukjes in de vadermond,
Waar ik één van op wil vatten;
Spreukje, zo vol eigenschap:
‘Wacht u voor de eerste stap'.
Wien Neêrlands bloed
Wien Neêrlandsch bloed door d'aderen vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning gloeit,
Verheff' den zang als wij:
Hij stell' met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied in
Voor vaderland en vorst.
De Godheid, op haar hemeltroon,
Bezongen en vereerd,
Houdt gunstig ook naar onzen toon
Het heilig oor gekeerd:
Zij geeft het eerst, na 't zalig koor,
Dat hooger snaren spant,
Het rond en hartig lied gehoor
Voor vorst en vaderland.
Stort uit dan, broeders, eens van zin,
Dien hoogverhoorden kreet;
Hij telt bij God een deugd te min,
Die land en vorst vergeet;
Hij gloeit voor mensch en broeder niet
In de onbewogen borst,
Die koel blijft bij gebed en lied
Voor vaderland en vorst.
Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
Bij 't rijzen van dien toon:
Geen ander klinkt ons vol gemoed,
Ons kloppend hart zoo schoon:
Hier smelt het eerst, het dierst belang
Van allen staat en stand
Tot één gevoel in d'eigen zang
Voor vorst en vaderland.
Bescherm, o God! bewaak den grond,
Waarop onze adem gaat;
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeeken van uw vaderhand,
Met diep geroerde borst,
Behoud voor 't lieve vaderland,
Voor vaderland en vorst.
Bescherm hem, God! bewaak zijn troon,
Op duurzaam regt gebouwd;
Blink' altoos in ons oog zijn kroon
Nog meer door deugd dan goud!
Steun Gij den scepter, dien hij torscht,
Bestier hem in zijn hand;
Beziel, o God! bewaar den vorst,
Den vorst en 't vaderland.
Van hier, van hier wat wenschen smeedt
Voor een van beide alleen:
Voor ons gevoel, in lief en leed,
Zijn land en koning één.
Verhoor, o God! zijn aanroep niet,
Wie ooit hen scheiden dorst,
Maar hoor het één, het eigen lied
Voor vaderland en vorst.
Dring' luid, van uit ons feestgedruisch,
Die beê uw hemel in:
Bewaar den vorst, bewaar zijn huis
En ons, zijn huisgezin.
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang
Dien eigen wensch gestand:
Bewaar, o God! den koning lang
En 't lieve vaderland.
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten