Jana Beranová
2 mei 1932, Plzen (Tsjechië)
Jana Beranová schrijft poëzie en proza. In 2008 ontving ze de Erasmusspeld voor haar inzet voor de letteren, en in 2009 - 2010 was ze stadsdichter van Rotterdam.
Ook maakte ze naam als vertaalster van de romans van Milan Kundera en veel Tsjechische dichters waarvoor ze een onderscheiding kreeg van de Tsjechische staat (Černín medaille). In 2008 publiceerde zij bij De Bezige Bij De geboorte van Sisyphus, een monumentale bundel als eerbetoon aan dichter-immunoloog Miroslav Holub.
Ooit als vluchtelinge met haar ouders uit het communistisch Tsjecho-Slowakije in Nederland beland, studeerde zij in Rotterdam af in de economie. Geleidelijk aan schakelde ze over op literatuur, was 18 jaar docent poëzie in de Maasstad en aan de Schrijversvakschool in Amsterdam.
In 2011 verscheen bij uigeverij De Geus haar verzamelbundel Werkboek 1983-2010, een keuze uit zeven dichtbundels en nieuw werk, inclusief dvd met trompetspel van Eric Vloeimans en animaties van Sybren Kuiper. In hetzelfde jaar bundelde de Rotterdamse uitgeverij Douane haar stadsgedichten onder de titel Stad in de watten.
‘Ik voel me betrokken bij het breekbare en de maatschappij, naast de bomen en de bloemen die we gelukkig ook hebben,’ zegt zij. ‘Sinds mijn tekst voor de poster van Amnesty International: als niemand/ luistert/ naar niemand/ vallen er doden/ in plaats van/ woorden, werk ik vaak voor deze organisatie voor mensenrechten en als bestuurlid van PEN Nederland heb ik me jarenlang ingezet voor gevangen schrijvers via het internationale Writers in Prison Committee.’
‘Ik wil poëzie graag in breder verband zien,’ vervolgt zij. ‘Juich samenwerking met beeldend kunstenaars en musici van harte toe. Heb ooit een groot project rond beelden in de stad (Beelden in vervoering) geïnitieerd toen Rotterdam Culturele Hoofdstad was van Europa. En ik ben trots op de dvd waarvan een gedicht met filmpje op deze site staat.‘
Verschillende van haar gedichten zijn geplaatst in de openbare ruimte. Tijdens Poetry International 2013, werd bijvoorbeeld in het park Oude Westen (West-Kruiskade) de door beeldend kunstenaar Guido Marsille naar haar gedicht ‘Klare taal’ gemaakte wegwijzer geplaatst. Maar ook elders – in Naarden, Den Briel en bij Kinderdijk zijn haar teksten permanent vereeuwigd op muren of anders. Vaak komt u haar naam tegen in bloemlezingen op thema of als werk in opdracht.
De schepper slaapt
Heldere lucht als een jas van geluk.
Kinderen spelen – met het azuur
in hun oog delen ze lachend de hemel uit.
Op een andere plek zwart als vulkaanglas
broertje versmolten met haar rug
kijkt een kind hoe de hemel overvliegt.
De schepper slaapt.
En ook zijn broer.
De filosoof zegt:
de hel – dat zijn wij.
De ambtenaar zegt:
de regels – dat zijn wij.
Een slimme engel schuift ons een bril toe
gedoopt in onbevangen nieuwsgierigheid.
De mensen – dat zijn wij. Allemaal.
Liefde in het veld
Ruggen zijn ons andere gezicht.
Een rug kijkt terug.
Als kind maakte ik twee ogen
achter op mijn jack.
Bij angst of verdriet,
als het hoofd beschutting
zoekt, kromt de rug.
Boze katten hebben hoge ruggen.
Maar jij liefste –
de boog van jouw rug
schiet pijlen naar mijn hoofd!
De paniek van de eerste vlinder
fladdert nog in mijn buik.
Ik koester je koningshemd,
jouw ongetemde vlakte, je
rent me tegemoet
Raak me aan, raak me aan,
fluister je telkenmaal.
Ik schrijf.
Zie niets door de vingers,
alles door de huid. In mijn
hand is je rug beschut
teder
zoals alleen een beeld vermag.
Requiem voor een dichter
15-7-2015
voor Rogi Wieg
Hij kon om zijn lichaam
alleen nog zijn badjas
verdragen, los omgeslagen
de pijn was groter dan zijn lijf
en moest er toch in kunnen.
Pijn kun je niet wegbijten.
Soms – denken we – wil je het
liever niet weten, dat getob van anderen,
je machteloze opbeuren/ wegkijken.
Tijd is als een nekschot, zei hij
maar het hielp niet, het hielp niet
totdat het schot echt viel.
Dag dichter, schilder, jazzmuzikant,
het leven deugt van geen kant
glipt met een list door je vingers
grist wat je lief is
uit je hand
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
2 gedichten
2 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
4 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
1 gedicht
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten
3 gedichten