Hoe heb ik jou, mijn Rotterdam teruggevonden!
Je huizen aan puin en je havens vernield!
Ik voelde mezelf bij jouw aanblik geschonden
en vloekte; een biecht hoezeer ik van je hield!
Het krommende straatje waar ik werd geboren,
de school en m'n honk... Het is alles vergaan!
Ik zag nog alleen een geblakerde toren
in het gruis van vermorzelde jeugdjaren staan....
Er stond in een bouwput een heikar te hijgen:
weer dreunde en schalde het deel van de stad,
waar 't rossige leven van tieren en tijgen,
voor de zeeman aan wal z'n bekoringen had.
Er relden geen ruzies, er blonken geen glazen,
er deunde geen orgel, er zwierde geen rok.
Er was nog alleen maar dat bonken en razen
van de zwoegende kar en het vallende blok.
Maar ver in de haven, daar wenkten de kranen,
de boegen, de bruggen en mast achter de mast,
de Maas en de meeuwen, de vlaggen en vanen
en strekkende lijnen van takels en last!
Er zwaaiden weer bakken! Er lalden weer lieren!
De zon zette water en wimpels in vlam.
De hijgende heikar bleef halen en vieren;
de beukende hartslag van 't nieuw Rotterdam!

Willem van Iependaal
24 maart 1891, Rotterdam – 23 oktober 1970, Baarn
Willem van Iependaal is een synoniem van Willem van der Kulk. Hij schreef romans, hoorspelen, liedjes en dus ook gedichten.
Na zijn huwelijk in 1931 ging hij wonen aan de Iependaal, een toen nieuwe straat in tuindorp Vreewijk. Vandaar zijn schrijversnaam.