14 mei 1940 – Trilogie
1. De Sint Laurens lotsgebonden
Er gingen toen hoeden door de stilte
van de zevende dag, als schimmen ter kerke,
vrouwenschimmen,
als zwanen schrijdende.
De hongerenden hadden een rode vlag,
werkloze mannen in de sloppen,
met vrouwen in armoede,
zorgelijke vrouwen veelal.
Waar de stem van Louis Davids weerklonk,
in Kralingen woonden de havenbaronnen.
Toen het gevoelige gezicht van de stad
in vuur verdween,
de Sint Laurens lotsgebonden!
Maar de stad vandaag: we functioneren
in kleine circuits van mens nog.
In uiterst snelle voortgang langs elkaar,
te midden der mechanische processen.
Met de Sint Laurens als evenementenhal,
lotsgebonden?
2. Bezeten zijn zij opgestegen
Bezeten zijn zij opgestegen, van drie vliegvelden tegelijk,
om een stad te vernietigen, weg te vagen.
Een stad van nijvere mensen, onschuldig, vredelievend.
Als robots geprogrammeerd.
Mensen ja, jonge mensen, volgestopt met waan en gekte.
Gerationaliseerde waan en ideologische gekte: vol gif.
Zo zijn zij vertrokken, als gevleugelde duivels
uit het rijk van het kwaad,
om weerloze burgers te vermoorden, kinderen van een open stad.
Het vuur, overal het vuur! Vluchtende mensen,
knielende nonnen in het bos.
De stad is van vuur, hels hemelend,
laagvliegende heinkels, ondraaglijke stank.
Wanhopige soldaten schieten op monsters in de lucht.
Op het Jaffaland de jongen met de broodtrommel.
Een kleine bange jongen.
Er wordt een kind geboren, de verbijstering baart een kind!
Hitte! Alles verstikkende hitte, brullend, loeiend, gierend!
In een laaie gloed!
Maar de wind draait. De Oudedijk blijft staan.
De Vlietlaan en de Goudserijweg.
Asregen in de avond. De ruimte hijgt, maar de mensen zijn stil
in de Kralingerhout. Gelaten, ontzet, beduusd, verdwaasd!
Wolken van dichte rookstof stapelen zich, jagend, golvend,
wollig krullend, in loodzware zwaarten. In een vuurvlaag de Laurenstoren, de molen van het Oostplein.
Maar de berusting, de angstaanjagende berusting, het ongeloof van de duizenden mensen op het land. De klokken luiden!
En de stad in een zeng van rook, de hele ruimte in een
apocalyptische gloed, van zwart en rood in gore walm!
3. Capitulatie
Meulmeester en van Gastel
werden dodelijk getroffen.
Een omvergeworpen tram stond in brand.
Toon Clijssen een schot in het oor,
gewond aan beide benen.
Zij zaten onder de Maasbrug
en konden geen kant meer uit.
Toen kwam het bombardement,
zij keken in de loop van een geweer
en werden afgevoerd.
In de Van der Takstraat
wemelde het van Duitse officieren.
Seeghers, een Maastrichtenaar,
kon een beetje Duits verstaan.
Rotterdam was gevallen.
Door de brandende stad
liep een man met een witte vlag.
Vandaag: Sterfdag van Joop van den Bos
17 januari 1928, Rotterdam – 20 april 2019, Rotterdam
Joop van den Bos is geboren aan het vooroorlogse Hang in Rotterdam-Centrum, ongeveer waar nu de Steigerkerk van de Paters Dominicanen staat. Joop heeft zijn jeugd in hartje Rotterdam doorgebracht, vanwaar hij later naar Crooswijk en Kralingen is verhuisd. Hij heeft dus de oude stad gekend en het bombardement van nabij meegemaakt.
Tijdens de oorlog heeft hij rond de resten van de verwoeste Laurenskerk gespeeld met zijn vrienden. In de naoorlogse periode is hij enige tijd varensgezel op de wilde vaart geweest en leerling-kok in Old Dutch. In die tijd is hij gaan boksen, o.a. bij Theo Huizenaar. Hij staat op menig affiche uit die tijd met andere bekende boksers. Aan die tijd en die sport dankt hij zijn bijnaam ‘Wilde Bison’. Later werd hij ook wel Eddie Ebal genoemd, omdat hij aan de Ebalstraat in Kralingen woont, vlak bij zijn geliefde Kralingse Plas. Naast Boksen deed hij ook aan kanoën en zeilen op die plas, maar ook kanode hij op de Ourthe in België.